Verslag – Leon eert zijn helden – De VDBedevaart

En in ploegsteert zei de paster
‘K wiste van niets
Maar god es van ons p’rochie en riedt met de fiets (1)

Dat moesten we toch eens met onze eigen ogen gezien hebben, dat legendarische dorpje Ploegsteert, waar godenkind Frank Vandenbroucke opgroeide en helaas ook al begraven ligt. Dus een route werd uitgestippeld (“350 zotte kilometers”), Nick voorzag daar ook de nodige aanknopingspunten en een los uurschema bij, proviand werd ingeslagen en moed werd verzameld.

Om 5u, of voor sommigen een paar minuten later, kon er bij het eerste ochtendgloren vanaf Bar Leon koers gezet worden naar het westen. Met 9 waren ze, de lokale helden die ofwel zinnens waren de hele toer te doen, of “wel gingen zien waar het schip strandt”. Over redelijk bekende wegen van zowel Rechter- als Linkeroever ging het al snel over op de fietsostrade richting Gent. Ondertussen vertrok aan het thuisfront de cammionette van Bas, die volgestouwd was met bevoorrading, fietsen, onderdelen, klaptafels, tent en zoveel meer.. en nog veel belangrijker, het fantastische koppel Carla en Jan, die ook nu weer bereid waren de logistieke kant van dit verhaal voor hun rekening te nemen.

Ergens rond Gent begon het te dagen dat de weersvoorspellingen maar deels correct waren: veel nattigheid zou er vandaag niet aan te pas komen (of toch niet in de vorm van hemelwater), maar de wind zou misschien nog wel eens wat strakker kunnen staan dan gedacht. Onversaagd peddelde het peloton voort, in die mate dat het plaatselijke wild niet wist wat het overkwam: een jong konijntje sukkelde flipperkastgewijs op het jaagpad en moet wel 3 tot 4 fietsen “getoucheerd” hebben, alvorens het weer in de kant belandde… volgens ooggetuigen nog min of meer in levende en volledige staat…

In Kanegem was er de eerste echte stop, bij zo’n andere held, of toch zijn standbeeld, met name dat van Briek Schotte. Een fenomenaal ontbijt stond uitgestald aan de voornoemde cammionette, wat dan ook ten zeerste gesmaakt werd. En het zou ook nodig blijken: tussen Kanegem en Ieper was er sprake van wind op orkaankracht, “los op de mulle”. Kurt dacht daar het zijne van en ploegde lustig voort; zodanig dat hij vanalles los uit het wiel reed: de ploegmakkers, maar ook een stel spaken!

Aanzienlijk later dan gepland, en ook al veel meer choco dan gepland, bereikten de 9 het station van Ieper. Daar stonden Carla en Jan alweer trouw op post, en ook Koen en ondergetekende waren daar reeds een tijdje eerder met de trein gearriveerd om in te pikken voor de komende 205 kilometer. Bananen, sandwiches, rozijnenbrood met boter en wine gums moesten de halve lijken weer fietswaardig krijgen, maar voor 2 van hen bracht dat geen soelaas. Bas besloot om af te zwenken richting kust, alwaar hij zich over zijn kroost ging ontfermen; Joris wou nog wel tot Kortrijk geraken, maar dan niet meer op een fiets. Daar kwam de voorzienigheid van Jan tot uiting: hij had zowel zijn fiets als fietstenue meegenomen (“je weet immers nooit”), en een tactische wissel werd uitgevoerd: Joris werd chauffeur, Jan trad toe tot het peloton. Nog even de weerkerende vraag stellen: Waar is Wouter? Antwoord: in een rietveld…

Op naar Ploegsteert dus, nog altijd met een beukende wind die achter elke hoek lag te loeren om fietsers omver te kegelen (wat gelukkig niet gebeurde). Nog even het meest westelijk punt van de route aandoen, namelijk de aanloop van de Kemmelberg, om dan via een haakse bocht met de wind in het gat diezelfde Kemmel opgeblazen te worden.. of toch tot aan de kasseien, waar de 17% stijgingspercentage er bruut inhakten en het voor sommigen (om mezelf niet te noemen) harken tot aan de top werd. Maar het terras wenkte, dat motiveert, en na al draaiend en kerend de taalgrens overgestoken te zijn, kon er geluncht worden. Het Restaurant Café de la grand’place, vroeger uitgebaat door de ouders van VDB, voorzag in spijs en drank. Sommige schotels hadden misschien dan wel het uitzicht alsof er een gesneuveld konijntje in beland was (?), smaken deed het voorwaar.

Vervolgens even een momentje voor het eigenlijke doel van deze tocht: hulde brengen aan het graf van VDB. De uitbundige bende werd op de korte wandeling ernaartoe in een mum van tijd zeer ingetogen en kalm, en na een moment van overpeinzing (en overwegen of het wiel van VDB niet als vervanging voor het kapotte wiel van Kurt kon dienen – nee dus, want van een voorwiel maak je niet zomaar een achterwiel) kon er weer gefietst worden. Het mocht wat vooruitgaan ook, want ondertussen was onze Italiaanse Don Enzo in het charmante gezelschap van twee dames op een terras in Kortrijk aan het wachten om ook nog 150 kilometer mee te fietsen. Het hielp in grote mate dat de neuzen nu oostwaarts stonden, en de wind nog steeds flink zijn best deed vanuit het westen. De jaagpaden lagen wel vol afgewaaide takken, wat soms tot een barrage aan rondvliegend houtwerk leidde… ook hier bleven we gespaard van zwaar materiaalpech en menselijk leed, hoewel Bart toch te kampen kreeg met brekende spaken… “tja, gewoon verder hé”

In Kortrijk vond er weer een soort stoelendans (of is dat dan een zadeldans?) plaats: Joris bleef achter, Jan werd weer chauffeur, Jan’s achterwiel ging dienst doen in Kurt’s fiets en 3 verse krachten versterkten de groep: Enzo, Nathalie en Valérie. Hopla, de Vlaamse Ardennen in, want als je er dan toch bent, dan wil je zeker de Paterberg, Koppenberg, Taaienberg en dies meer opgehobbeld zijn, niet? Op die laatste heuvel moest een volgende held bewierrookt worden, want daarboven staan de bonen van Tom Beenen, nietwaar Nick? 😀  Verder richting Geraardsbergen via de Stokstraat, om de Muur te bedwingen, die mooi in de avondzon lag te blinken. Opnieuw een bevoorradingsmoment, met mattentaartjes of wat had je gedacht! Op dit punt gaf Koen aan dat de benen behoorlijk aan het vollopen waren na de opeenvolging van hellingen, en dat tot Borgerhout fietsen er niet meer zou inzitten. Dus de reservefiets werd uit de cammionette getoverd, Jan weer in tenue, Koen nu als chauffeur, en avant! Oh wacht, Waar is Wouter? Rietveld, juist….

Nog zo’n 90 kilometer te gaan, eerst door het prachtig glooiende Pajottenland. De moraal bleef goed, hier en daar klonk soms al eens een zucht of onderdrukte vloek, maar een bemoedigende knik of klopje op de schouder van een ploeggenoot deed wonderen. Het zag er niet naar uit dat er nog schepen gingen stranden vanavond. De laatste stop kwam al in zicht, in de schaduw van de brouwerij van Mort Subite (was dat een grapje, Nick?) om nog een laatste rijsttaartje te verorberen. Lichtjes werden op de fietsen gemonteerd, want voor den donker binnen rijden ging niet meer lukken. En Wouter? Rietveld en zo (chapeau om dan toch gewoon telkens opnieuw te starten, en die hele rit uit te rijden!)

In gestrekte draf die laatste kilometers wegmalen, de roep van een pintje of tripel werd luider, hier en daar werden er zelfs nog korte spurtjes getrokken alsof we nog maar net vertrokken waren… om dan rond 23u15 het vertrouwde plein op te draaien, elkaar te complimenteren met de geleverde prestatie, opsommen wie er allemaal persoonlijke afstandsrecords gebroken heeft (2/3 van het peloton of zo) om uiteindelijk neer te ploffen in het gezellige cafeetje… waar de moraal ook nog goed bleef!

Pluimen op hoeden voor iedereen die meegereden, meegewerkt, meegesupporterd, meegeleefd heeft. Het was geweldig plezant, en ik kijk al uit naar volgend jaar… ik hoorde iets waaien (pun intended) van een tripje in Holland?

 

 

 

 

 

 

(1) “Ploegsteert” – Het Zesde Metaal